Nedmag en FarMin hebben de afgelopen jaren een sproei-installatie voor magnesiumchloride ontwikkeld en getest. Hiermee dragen deze bedrijven een nieuwe technische oplossing aan voor het sluiten van de stikstofcyclus in de intensieve veehouderij. Het is nu aan de politiek en de boeren om die oplossing te omarmen.

Tekst: Leendert van der Ent
Foto’s: Nedmag

“Bij afvalwaterzuiveringen is de afzetting van struviet – magnesiumammoniumfosfaat – een probleem”, zegt market manager Agriculture Anko Vos van Nedmag in Veendam. “Om dat te voorkomen, leveren wij magnesiumchloride. Daarmee worden magnesium, stikstof en fosfor aan het begin van het proces gecontroleerd gebonden, zodat daarna struvietvorming in de leidingen tot een minimum beperkt blijft en fosfor uit afvalwater wordt teruggewonnen.” Een andere toepassing van magnesiumzout is mestverrijking. Vos licht toe: “FarMin in Gorredijk levert onze magnesiumchloride als toevoeging aan mest. Dat zorgt voor betere beschikbaarheid van het fosfaat in de mest en daardoor voor een hogere opbrengst terwijl er minder kunstmest nodig is.”

Positieve labresultaten

Vanuit dezelfde grondgedachte is nu een systeem voor stikstofreductie in de melkveehouderij ontwikkeld. Als je met magnesiumchloride stikstof kunt binden, kun je daarmee zorgen dat de stikstofemissie naar het milieu afneemt, zo was de gedachte. Laboratoriumtesten bij een gerenommeerde externe partij toonden dat ook aan. Onder ideale labomstandigheden kon de emissie tot negentig procent beperkt worden. Maar een lab is niet hetzelfde als de praktijk. Vos: “De eerste proeven richting praktijk voerden we uit in een loods. Dat was een kwestie van uitzoeken wat de juiste dosering magnesiumchloride was, die dosering toevoegen aan een mestput en roeren. Dat leverde een mooie curve op met tot toch ook veertig procent stikstofreductie als gevolg van ammoniakreductie.”

Leerzame mislukking

Daarom ging het consortium praktijkproeven doen op de Dairy Campus van de WUR in Leeuwarden. Daar kunnen onder volledig gecontroleerde omstandigheden de praktijkemissies vanuit stallen worden gemeten doordat de aan- en afvoer van lucht in een gesloten circuit wordt bemonsterd. Er zijn twee identieke stallen, zodat naast de innovatie die wordt onderzocht ook een controleproef onder dezelfde omstandigheden plaatsvindt. De magnesiumchloride is het enige verschil tussen de proef en de controleproef, waardoor precies de impact van die factor kan worden geïsoleerd.

Nedmag en FarMin ontwikkelen en testen sproei-installatie: “De techniek is er, de rest is vooral een politieke discussie.”

“Het onderzoek in de eerste ronde was zeer teleurstellend”, vertelt Vos. “Het magnesiumzout in de put deed niets. Dat leerde ons dat emissie uit de stal niet hetzelfde is als emissie uit de put die onder de stal ligt. Het leeuwendeel van de emissie bleek namelijk direct in de stal plaats te vinden, voordat de mest in de mestput belandt. Bij het contact tussen ureum en mest op de stalvloer ontstaat een ‘ammoniakexplosie’.”

Het leerde de teamleden dat de locatie van de reactie met magnesiumchloride niet de juiste was. Dat kon worden rechtgezet, zegt Vos: “Door de stalvloer met een magnesiumchloride-oplossing te begieten werd aan het eind van de eerste proefperiode meteen een verschil in de curve tussen proef en controleproef zichtbaar, zoals de bedoeling was.”

Fijn vernevelen

In de tweede proefperiode werd een sproei-installatie ingezet, want handmatig begieten is in de praktijk van het moderne boerenbedrijf geen haalbare kaart. Vos: “Dat leverde juist weer geen bevredigend resultaat op. Hoe kon dat nu? Analyse leerde, dat de sproeitechniek een groot verschil maakt. Aanvankelijk werkten we te grofmazig.”

De formulering bleek essentieel. “Elke acht uur tien seconden zeer fijn vernevelen via nozzles onder druk leverde wel een mooi resultaat op”, vertelt Vos. “We gaan er op basis daarvan nu van uit dat een reductie van dertig tot vijftig procent in de praktijk haalbaar is. Dus na een aantal momenten waarop we op het punt stonden te stoppen, zijn we er uiteindelijk toch in geslaagd te komen waar we wilden wezen. De techniek is er, de rest is vooral een politieke discussie.”

Subsidieregeling open

In die discussie hebben de drie noordelijke provincies zich nadrukkelijk ingezet voor het systeem. Vos: “Henk Jumelet als gedeputeerde van Drenthe heeft een voortrekkersrol gespeeld bij het verkrijgen van een subsidie van 55 miljoen van de Rijksoverheid voor de eerste twee jaar. Ook hebben de provincies zich hard gemaakt om het systeem op de lijst van managementmaatregelen te krijgen voor de subsidieregeling voor stikstofreducerende systemen (in de volksmond ‘laaghangend fruit’). Die subsidiemogelijkheid ging op 6 juni open en was twee dagen later volgeboekt.”

“Een reductie van dertig tot vijftig procent in de praktijk is haalbaar.”

De magnesiumchloride sproei-installatie wordt volgens de specificaties uit het onderzoek ontwikkeld in een samenwerking tussen Nedmag, FarMin, Wijha en Maraxis. Het systeem concurreerde om subsidie met bijvoorbeeld een populaire mestrobot. “Vijfentwintig boeren hebben gekozen voor het magnesiumchloride-systeem”, geeft Vos aan. “We willen nu eerst naar vijftig systemen groeien en dan intensief gaan meten. Om op dat aantal te komen, hebben we LTO Noord ook bij het project betrokken.”

ERAMM

Het systeem kan niet als enige op zo’n subsidielijst staan. Dan zou het voor de EU om ongeoorloofde staatssteun gaan, geeft ecosysteem-ontwikkelaar Alex Berhitu van de Noordelijke OntwikkelingsMaatschappij (NOM) aan. Hij is voorzitter van de werkgroep Emissie Reductie van Ammoniak uit Mest middels Magnesiumchloride (ERAMM). Daarin hebben naast de NOM ook Nedmag en FarMin als bedrijven, de drie noordelijke provincies, de regiovertegenwoordiger van het ministerie van LNV Jan de Jong als liaison met Den Haag en sinds kort ook LTO Noord zitting.

Het systeem binnen de subsidiabele mogelijkheden krijgen was volgens Berhitu een belangrijke mijlpaal. “We zijn twee jaar geleden begonnen met het onderzoeken of deze techniek een oplossing zou zijn voor het stikstofprobleem. Een techniek die aanvankelijk nog niet bewezen was (maar wel kon bijdragen aan de oplossing) en een aantal partijen die de schouders eronder wilde zetten. Hoe organiseer je dat? Hoe kom je van ambities tot een concreet plan van aanpak? Deze regisseursrol, het ‘kanaliseren van intenties’ hebben wij opgepakt. Dat is een andere rol dan de investeringsrol waar veel mensen ons van kennen. Wij investeren in bedrijven en niet in projecten, maar kunnen wel meedenken over de financiering. Bovendien hebben we via maandelijkse consortiumbijeenkomsten de uitrol van het actieplan begeleid.”

Laaghangend fruit

De inzet is om met het project ERAMM zoveel mogelijk stikstof te reduceren met een relatief beperkte inspanning. “Dat hielp om het idee breed geaccepteerd te krijgen in den Haag”, zegt Berhitu. “Maar we zijn er nog niet. Op 6 oktober organiseren we op de Dairy Campus een symposium, met onder andere een uitleg van alle managementmaatregelen uit de regeling ‘laaghangend fruit’ en het aanvragen van subsidie. Verder gaan we de stikstofemissiebeperkende impact van de verschillende maatregelen op de lijst vergelijken en onder de aandacht van melkveehouders brengen. En ik kan wel stellen dat de sproei-installatie voor magnesiumchloride er in die vergelijking niet slecht uitkomt.”

Daarna kan het nog breder bekendheid geven aan het systeem aan de orde komen, bijvoorbeeld via demoboerderijen waar melkveehouders een kijkje kunnen nemen. “Daar kan dan ook worden aangetoond of het systeem bij die boerderijen werkt zoals verwacht”, zegt Berhitu. “Het systeem is natuurlijk getest op de Dairy Campus, maar men wil graag ook zien dat het werkt met andere stalvloeren en meer koeien: wat is de impact in de praktijk?”


Opschaling

Het ERAMM-project is nu een regionaal project dat verder in het noorden kan worden uitgerold. De betrokken bedrijven die de sproei-installaties realiseren, zijn momenteel nog te kleinschalig om de aantallen systemen te halen die de provincies nu voor ogen hebben. Als de productie zou worden opgeschaald, kunnen die bedrijven misschien mee opschalen. Als alternatief is misschien een licentiemodel mogelijk, waarbij ook andere mkb-ondernemer de gelegenheid krijgen de productie op te pakken voor levering via FarMin. Als dat aan de orde komt, ligt daar wellicht een rol voor Berhitu’s collega bij de NOM, Daniël Bies. De mogelijkheden beperken zich niet tot het noorden, maar gelden voor heel Nederland. Daarom zou een volgende fase het opzetten van een programma voor het Nationaal Groeifonds kunnen omvatten. Het huidige project voor stikstofreductie richt zich op de melkveehouderij, maar de mogelijkheden van magnesiumchloride zijn voor de kalvermesterij, varkenshouderij en kippensector identiek.

Bron: https://www.vnci.nl/